SV | Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. |
WLC | אִם־אַתֶּם֙ תָּבֹ֣אוּ אֶל־הָאָ֔רֶץ אֲשֶׁ֤ר נָשָׂ֙אתִי֙ אֶת־יָדִ֔י לְשַׁכֵּ֥ן אֶתְכֶ֖ם בָּ֑הּ כִּ֚י אִם־כָּלֵ֣ב בֶּן־יְפֻנֶּ֔ה וִיהֹושֻׁ֖עַ בִּן־נֽוּן׃ |
Trans. | ’im-’atem tāḇō’û ’el-hā’āreṣ ’ăšer nāśā’ṯî ’eṯ-yāḏî ləšakēn ’eṯəḵem bāh kî ’im-kālēḇ ben-yəfunneh wîhwōšu‘a bin-nûn: |
Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!